26 november 2019 | Stop Zoutwinning
In de Tweede kamer is op 16 april 2019 voor ons een belangrijk moties aangenomen:
De motie van Tom van der Lee (32848-186), medeondertekend door Sandra Beckerman (SP) en Frank Wassenberg (PvdD).
Hierin verzoekt hij de regering om eerst te onderzoeken wat de cumulatieve effecten van mijnbouwactiviteiten in de regio zijn voordat een besluit wordt genomen over het winningsplan 2018 van Nedmag.
Het lijkt erop dat deze motie niet meegenomen is in het SodM-advies over het winningsplan Nedmag Borgercompagnie en Tripscompagnie. Aangenomen Tweede Kamer-moties mogen natuurlijk niet genegeerd worden. Daarom hebben wij dit aangekaart bij de indiener, Tom van der Lee. Hij heeft er meteen Kamervragen over gesteld.
De antwoorden van minister Wiebes op die Kamervragen daarover zijn zo misleidend dat zelfs wij daar wel even stil van waren. En wij zijn inmiddels toch heel wat gewend!
Minister Wiebes doet het voorkomen alsof het enige effect van mijnbouw de bodemdaling is en dat bodemdaling dus ook het enige is wat er in het kader van de motie onderzocht hoeft te worden. Wij hebben aangekaart bij een aantal Tweede Kamerleden. Henk Nijboer heeft er inmiddels vragen over gesteld bij het Algemeen overleg Mijnbouw van 27 november 2019.
Kamervragen Tom van der Lee 25 oktober 2019
- Vraag 1
Bent u bekend met het advies van het SODM inzake het winningsplan van Nedmag, dat op 23 oktober 2019 is gepubliceerd op de SODM website?
-
- Antwoord 1
Ja. Op 28 november 2018 ontving ik een gewijzigd winningsplan voor de zoutwinning door Nedmag. Hierna heb ik op 14 december 2018 eerst een bestuurlijk overleg gevoerd met de regio over de aanvraag, waarna ik op 17 december 2018 SodM om advies heb gevraagd. SodM heeft mij op 27 juni 2019 zijn advies gestuurd en op 26 september 2019 een aanvullend advies.
- Antwoord 1
- Vraag 2
Kunt u aangeven of en zo ja, in welke mate het SODM en/of TNO bij de voorbereiding van dit advies uitvoering heeft/hebben gegeven aan de aangenomen motie-Van der Lee c.s. over het onderzoeken van cumulatieve mijnbouweffecten in Groningen?
- Vraag 3
Kunt u tevens in detail aangeven hoe en door wie opvolging is gegeven aan het expliciete verzoek uit de motie, dat onderzocht wordt wat de cumulatieve effecten van de mijnbouwactiviteiten in de regio zijn, voordat u een besluit neemt over het winningsplan 2018 van Nedmag of dient dit onderzoek nog plaats te vinden? Zo ja, door wie?
Antwoord 2, 3
Zowel Nedmag in de aanvulling op het winningsplan 2 als SodM in zijn advies 3 geven aan dat het bodemdalingsscenario uitgaat van de waargenomen bodemdaling waarin ook andere effecten, zoals bodemdaling door gaswinning en de autonome bodemdaling, zijn meegenomen. Het is deze cumulatieve bodemdaling waarop de genoemde adviezen betrekking hebben.
Bij motie van 10 april 2019 heeft lid Van der Lee (GroenLinks) de regering verzocht dat, voordat een besluit wordt genomen over het winningsplan 2018 van Nedmag, onderzocht wordt wat de cumulatieve effecten zijn van de mijnbouwactiviteiten in de regio. Bij de beoordeling van de aanvraag zal ik invulling geven aan deze motie.
Het is de rol en verantwoordelijkheid van zowel TNO als SodM om in hun advies op een winningsplan na te gaan of de geschetste scenario’s voor onder meer de verwachte bodemdaling reëel zijn en er voldoende veiligheidsmarges in acht worden genomen. Het staat buiten kijf dat voor een goede advisering op zowel de veiligheid als op de nadelige effecten van de bodemdaling voor het gebied er zicht moet zijn op de cumulatieve bodemdaling.
Tevens heb ik de decentrale overheden, vanwege hun regionale en lokale kennis van het gebied, gevraagd om mij te adviseren over de nadelige gevolgen van de totaal te verwachten bodemdaling. Met name effecten op natuur en milieu, de veiligheid van omwonenden en de te verwachten effecten op aanwezige bebouwing of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan, zijn van belang voor de afweging die ik moet maken in het besluit. Na ontvangst van alle adviezen, beoordeel ik de aanvraag in het licht van de cumulatieve effecten van de reeds vergunde mijnbouwactiviteiten in het gebied.
- Vraag 4
Kunt u verklaren waarom in de gepubliceerde rapporten van SODM en TNO niet expliciet is ingegaan op «de cumulatieve effecten van de mijnbouweffecten in de regio» of wordt stilgestaan bij bovengenoemde motie-Van der Lee c.s.?
- Vraag 5
Bent u bereid SODM te vragen hoe zij in hun advies tot een deels positief oordeel hebben kunnen komen over zoutwinning in nieuwe gebieden zonder eerst het onderzoek naar cumulatieve effecten in de regio uitgevoerd en gepubliceerd te hebben?
Antwoord 4, 5
Ik hecht grote waarde aan het feit dat de adviseurs onafhankelijk zijn in hun oordeel en in hun advies aan mij. Als ik verduidelijking nodig heb op een advies, dan kan ik dat vragen.
Zoals aangegeven, is bij de beschrijving van de bodemdaling en de risicoanalyse daarvan door SodM, rekening gehouden met de gaswinning uit nabij gelegen gasvelden (Groningenveld en Annerveen). De weging van deze adviezen vindt plaats in de motivatie van het besluit dat ik ga nemen op de aanvraag. In mijn besluit zal ik expliciet ingaan op de cumulatieve bodemdaling in het gebied en de motie Van der Lee c.s.
Overigens heb ik TNO gevraagd om een kaart te maken waarop de bodemdalingscontouren staan aangegeven van de cumulatieve bodemdaling die op grond van de nu geldende vergunningen en maatregelen wordt verwacht.Daarnaast heb ik TNO ook gevraagd eenzelfde kaart te maken, maar dan met de cumulatieve bodemdaling rekening houdend met het winningsplan van Nedmag dat ik nu in behandeling heb.
- Vraag 6
Binnen welk tijdsbestek bent u van plan een besluit te nemen over het winningsplan van Nedmag?
- Vraag 7
Bent u bereid, als dit besluit op korte termijn op handen is, uw besluit uit te stellen totdat deze Kamervragen beantwoord zijn en de resultaten van het onderzoek naar cumulatieve effecten publiek zijn gemaakt en met de Kamer zijn gedeeld?
Antwoord 6, 7
Ik verwacht niet op korte termijn een besluit te nemen. Momenteel ben ik nog in afwachting van de adviezen van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en van de regionale overheden.Na ontvangst van deze adviezen zal ik nog advies aan de Mijnraad vragen.
Een ontwerpinstemmingsbesluit zal ik niet eerder dan in het eerste kwartaal van 2020 kunnen nemen. Vervolgens volgt er nog een zienswijze periode, en na verwerking van alle zienswijzen kan ik pas een definitief besluit nemen. In het ontwerpinstemmingsbesluit zal ik expliciet ingaan op de cumulatieve effecten van alle mijnbouwactiviteiten in het gebied.
Zie ook
- Uitslag stemming moties zoutwinningsdebat Tweede Kamer 10 april 2019 16 april 2019
- Zoutwinningsdebat Tweede Kamer 10 april 2019 10 april 2019